Nederlands

 
1. Een laatvlieger (Eptesicus serotinus).
Uitspraak
Woordafbreking
  • laat·vlie·ger
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord laatvlieger laatvliegers
verkleinwoord laatvliegertje laatvliegertjes

Zelfstandig naamwoord

de laatvliegerm

  1. (vleermuizen) Eptesicus serotinus   een vleermuis uit de familie der gladneuzen (Vespertilionidae). Hij dankt zijn Nederlandse naam aan het feit dat hij later uitvliegt dan een andere grote vleermuissoort, de rosse vleermuis of vroegvlieger. De laatvlieger kan rabiës (ook wel hondsdolheid genoemd) hebben
Hyperoniemen
Hyponiemen (in taxonomische zin)

Gangbaarheid

Meer informatie