Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • laatst·ge·noemd
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen laatstgenoemd
verbogen laatstgenoemde
partitief laatstgenoemds

Bijvoeglijk naamwoord

laatstgenoemd

  1. wat eerder in de tekst genoemd is als laatste in een opsomming
    • Op de vergadering waren uitgenodigd de heren Jansen, Bakker en de Jong maar de laatstgenoemde persoon is, zonder bericht van verhindering, niet komen opdagen. 

Gangbaarheid