• lé·gume
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  légume     le légume     légumes     les légumes  

légume m

  1. groente
  2. (spreektaal) kasplantje
    «Depuis que sa copine l'a largué, il vit comme un légume
    Sinds zijn vriendin hem heeft gedumpt leeft hij als een kasplantje. [1]