kunstcriticus
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- kunst·cri·ti·cus
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van kunst zn en criticus zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kunstcriticus | kunstcritici |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- (beroep) journalist die kunst beschrijft en beoordeelt
- ▸ De galeriehoudster leidde opgewonden de kunstcriticus van Het Devies rond.[2]
- ▸ Het is nooit eerder gedaan: honderd jaar gevangen in honderd portretten. "De voorwaarde was een portret per jaar te beginnen in 1917", vertelt kunstcriticus en samensteller Hans den Hartog Jager. "Ook mocht er maar een persoon geportretteerd zijn."[3]
Synoniemen
Vertalingen
1. journalist die kunst beschrijft en beoordeelt
Gangbaarheid
- Het woord kunstcriticus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Advocaat van de Hanen” (1990), De Bezige Bij , ISBN 9789023479925
- ↑ Weblink bron “Honderd jaar gevangen in honderd portretten” (30-09-2016), NOS