kruisschakelaar
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- kruis·scha·ke·laar
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van kruis ww en schakelaar
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kruisschakelaar | kruisschakelaars |
verkleinwoord | kruisschakelaartje | kruisschakelaartjes |
Zelfstandig naamwoord
de kruisschakelaar m
- (elektrotechniek) een schakelaar met vier aansluitpunten (A1, A2 en B1, B2), die in een van de mogelijke standen kruiselings worden verbonden
- Een hotelschakeling krijg je pas als je tussen de wisselschakeling een kruisschakelaar zet.
Verwante begrippen
Vertalingen
1. een schakelaar met vier aansluitpunten (A1, A2 en B1, B2), die in een van de mogelijke standen kruiselings worden verbonden
Gangbaarheid
- Het woord 'kruisschakelaar' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.