kruiskerk
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: kruiskerk (hulp, bestand)
- IPA: / ˈkrœyskɛrək / (2 of 3 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /krœʏ̯s.kɛrk/
- (Vlaanderen, Brabant): /krœːs.kɛrk/
Woordafbreking
- kruis·kerk
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van kruis en kerk
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kruiskerk | kruiskerken |
verkleinwoord | kruiskerkje | kruiskerkjes |
Zelfstandig naamwoord
- (bouwkunde) (religie) een kerkgebouw waarvan de plattegrond een kruisvorm heeft door de aanwezigheid van een dwarsbeuk (transept) tussen het schip en het koor[1]
- In de kruiskerk om de hoek kun je vandaag luisteren naar liturgische gezangen.
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen
1. een kerkgebouw waarvan de plattegrond een kruisvorm heeft
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord kruiskerk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.