Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kruis·kerk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kruiskerk kruiskerken
verkleinwoord kruiskerkje kruiskerkjes

Zelfstandig naamwoord

de kruiskerkv / m

  1. (bouwkunde) (religie) een kerkgebouw waarvan de plattegrond een kruisvorm heeft door de aanwezigheid van een dwarsbeuk (transept) tussen het schip en het koor[1]
    • In de kruiskerk om de hoek kun je vandaag luisteren naar liturgische gezangen. 
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen