• krijt·ach·tig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen krijtachtig krijtachtiger krijtachtigst
verbogen krijtachtige krijtachtigere krijtachtigste
partitief krijtachtigs krijtachtigers -

krijtachtig

  1. gelijkend op, of eigenschappen hebbend van krijt
    • Arme Christina, dacht hij onwillekeurig toen hij de laatste krijtachtige maagzuurremmer slikte en rechtstreeks naar de kantine liep, waar hij niet alleen die twee leerlingen, maar ook nog een derde aantrof: Zack Minty. (uit: Empire Falls van Richard Russo) 
    • wit, bros