Nederlands

1. geluid bestaande uit onregelmatige korte hoge doffe klanken (hier: bij het pellen van pinda's)
Uitspraak
Woordafbreking
  • kra·king
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kraking krakingen
verkleinwoord krakinkje krakinkjes

Zelfstandig naamwoord

kraking

  1. geluid bestaande uit onregelmatige korte hoge doffe klanken, zoals wanneer iets breekt
    • Hij beluisterde krakingen als van voetstappen en het duurde eer hij de stilte gewend was. [1]
  2. uit elkaar barsten
    • Glad, zei hij, gaande van dak tot dak en knitterende kraking om zijn voeten voelend, glad, nu weet ik, wordt geboren uit veel ruigte, gelijk uit erts het metaal van de gangelende munt. [2]
  3. (scheikunde) proces waarbij grote organische moleculen worden omgezet in kleinere
    • De biochemici troffen ze aan in de vorm van een benzeenderivaat (een afgeleide vorm van benzeen) die bij hogere temperaturen in de aardkorst werd gevormd door kraking van de carotenoiden. [3]
  4. zonder instemming van de eigenaar een gebouw als woning in gebruik nemen
    • 'Anti-Turkse rel loopt uit de hand na kraking' kopte NRC Handelsblad op 11 augustus 1972. [4]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen