Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • krabt af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afkrabben

krabt af

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afkrabben
    • Jij krabt af. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afkrabben
    • Hij krabt af. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van afkrabben
    • Krabt af! 


Gangbaarheid