Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • krab·ber
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord krabber krabbers
verkleinwoord krabbertje krabbertjes

Zelfstandig naamwoord

de krabberm

  1. (gereedschap) voorwerp om mee te krabben, onmisbaar voor schilders die oude verflagen willen verwijderen of mensen die jeuk op hun rug hebben.
Verwante begrippen
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen