Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kor·te·lings
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van kort met het achtervoegsel -lings met het invoegsel -e-

Bijwoord

[1]

kortelings

  1. onlangs, kort geleden
  2. (België) binnenkort, spoedig taalunie)

Gangbaarheid

68 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen