• korps·lei·ding
enkelvoud meervoud
naamwoord korpsleiding korpsleidingen
verkleinwoord

de korpsleidingv

  1. hoofd van een gesloten, zelfstandige organisatie zoals de brandweer of de politie
     Van Houten, als het hier niet om even betreurenswaardige als vergeeflijke communicatiestoornissen gaat tussen, laat ons zeggen, arrestantenbewaarders en korpsleiding, maar om een minutieus scenario van hoe iemand zijn ontbijt oppeuzelt, overigens zonder dat er een kruimel in de maag belandt, dan ga ik me afvragen hoe het zit met de doodsoorzaak zelf.[1]
     Samen met de korpsleiding van de politie is een plan bedacht voor agenten die tijdens het werk een trauma opliepen en zich daarom ziek meldden. Ook was er overleg met de vakbonden en de ondernemingsraad van de Nationale Politie. Daaruit kwam naar voren dat agenten met de PTSS vaak te lang op hulp moeten wachten en moeite moeten doen om aan te tonen dat zij terecht thuis zitten.[2]
  1. “Advocaat van de Hanen” (1990), De Bezige Bij  , ISBN 9789023479925
  2.   Weblink bron “Agenten met trauma moeten meteen hulp krijgen van werkgever” (23-04-2020), NOS