koppelbaas
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: koppelbaas (hulp, bestand)
- IPA: / ˈkɔpəlˌbas / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- kop·pel·baas
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van koppel ww en baas [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | koppelbaas | koppelbazen |
verkleinwoord | koppelbaasje | koppelbaasjes |
Zelfstandig naamwoord
de koppelbaas m
- (beroep) vaak malafide persoon die werknemers aanneemt om ze aan andere bedrijven, die een tekort aan arbeidskrachten hebben, te verhuren waarbij het afdragen van loonbelasting of sociale premies nogal eens achterwege blijft
- 2008: De koppelbaas is terug [2]
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord koppelbaas staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "koppelbaas" herkend door:
81 % | van de Nederlanders; |
77 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ koppelbaas op website: Etymologiebank.nl
- ↑ De koppelbaas is terug - nrc.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be