• koor·ge·bed
enkelvoud meervoud
naamwoord koorgebed koorgebeden
verkleinwoord

het koorgebedo

  1. het dagelijks gezamenlijk bidden van monniken, nonnen en andere religieuzen in het koor van een kerk
    • In de Lambertusbasiliek in Hengelo vindt zaterdagmiddag een bijzondere uitvoering plaats van de Mariavespers. De Schola Cantorum van deze kerk zingt dan gregoriaanse psalmen en gezangen die al eeuwenlang de kern vormen van het koorgebed in de Europese kloosters. [2] 
    • Oude gebruiken. Klokken en kloosters zijn onverbrekelijk met elkaar verbonden. Volgens oud gebruik worden de klokken zeven maal geluid om de kloosterlingen op te roepen tot de koorgebeden. Vroeger had het klokgelui ook voor leken een betekenis. Ze waarschuwden niet alleen dat de mis begon, maar ook dat er ergens brand was uitgebroken of dat er een misdadiger werd verbannen. [3] 
87 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[4]