Nederlands

 
koopvaardijschip
Uitspraak
Woordafbreking
  • koop·vaar·dij·schip
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord koopvaardijschip koopvaardijschepen
verkleinwoord koopvaardijscheepje koopvaardijscheepjes

Zelfstandig naamwoord

het koopvaardijschipo

  1. zeeschip voor het vervoer van handelsgoederen
    • Zeker twaalf en mogelijk veertig bootvluchtelingen zijn woensdag omgekomen net buiten de kust van Libië. De rubberboot waarmee zij naar Italië waren vertrokken, begon water te maken. Een koopvaardijschip en het Duitse marineschip Schleswig-Holstein schoten te hulp. Wat er toen precies is gebeurd, is nog onduidelijk, maar een aantal bootvluchtelingen kwam in het water terecht.[2] 
    • Piraten hebben in de Golf van Aden voor de noordkust van Somalië maandag een olietanker gekaapt met acht Srilankaanse zeelieden aan boord. Ze eisen losgeld voor de bemanning. Het is de eerste kaping van een buitenlands koopvaardijschip in Somalische wateren sinds 2012.[3]  
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
Antoniemen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC 24 juli 2015
  3. Volkskrant Ben van Raaij 15 maart 2017