kooien/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van kooien | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | kooien | te kooien | ||||||||
toekomend | zullen kooien | te zullen kooien | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gekooid | te hebben gekooid | ||||||||
toekomend | gekooid zullen hebben | gekooid te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
kooiend | gekooid | ev. kooi |
mv. verouderd kooit |
kooie | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | kooi | kooit | kooit | kooit | kooit | kooien | kooien | kooien | |||
verleden (o.v.t.) | kooide | kooide | kooide | kooide | kooide | kooiden | kooiden | kooiden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal kooien | zult/zal kooien | zult/zal kooien | zult kooien | zal kooien | zullen kooien | zullen kooien | zullen kooien | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou kooien | zou kooien | zou(dt) kooien | zoudt kooien | zou kooien | zouden kooien | zouden kooien | zouden kooien | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gekooid | hebt gekooid | hebt/heeft gekooid | hebt gekooid | heeft gekooid | hebben gekooid | hebben gekooid | hebben gekooid | |||
verleden (v.v.t.) | had gekooid | had gekooid | had gekooid | hadt gekooid | had gekooid | hadden gekooid | hadden gekooid | hadden gekooid | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gekooid hebben | zal/zult gekooid hebben | zult/zal gekooid hebben | zult gekooid hebben | zal gekooid hebben | zullen gekooid hebben | zullen gekooid hebben | zullen gekooid hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gekooid hebben | zou gekooid hebben | zou/zoudt gekooid hebben | zoudt gekooid hebben | zou gekooid hebben | zouden gekooid hebben | zouden gekooid hebben | zouden gekooid hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gekooid worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gekooid | er is gekooid | |||||||||
verleden | er werd gekooid | er was gekooid | |||||||||
toekomend | er zal gekooid worden | er zal gekooid zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gekooid worden | er zou gekooid zijn | |||||||||
lijdende vorm gekooid worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gekooid worden | gekooid te worden | ||||||||
toekomend | gekooid zullen worden | gekooid te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gekooid zijn | gekooid te zijn | ||||||||
toekomend | gekooid zullen zijn | gekooid te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gekooid | wordt gekooid | wordt gekooid | wordt gekooid | wordt gekooid | worden gekooid | worden gekooid | worden gekooid | |||
verleden (o.v.t.) | werd gekooid | werd gekooid | werd gekooid | werdt gekooid | werd gekooid | werden gekooid | werden gekooid | werden gekooid | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gekooid worden | zult gekooid worden | zult gekooid worden | zult gekooid worden | zal gekooid worden | zullen gekooid worden | zullen gekooid worden | zullen gekooid worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gekooid worden | zou gekooid worden | zou/zoudt gekooid worden | zoudt gekooid worden | zou gekooid worden | zouden gekooid worden | zouden gekooid worden | zouden gekooid worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gekooid | bent gekooid | bent/is gekooid | zijt gekooid | is gekooid | zijn gekooid | zijn gekooid | zijn gekooid | |||
verleden (v.v.t.) | was gekooid | was gekooid | was gekooid | waart gekooid | was gekooid | waren gekooid | waren gekooid | waren gekooid | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gekooid zijn | zult gekooid zijn | zult gekooid zijn | zult gekooid zijn | zal gekooid zijn | zullen gekooid zijn | zullen gekooid zijn | zullen gekooid zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gekooid zijn | zou gekooid zijn | zou/zoudt gekooid zijn | zoudt gekooid zijn | zou gekooid zijn | zouden gekooid zijn | zouden gekooid zijn | zouden gekooid zijn |