Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kon·digt

Werkwoord

vervoeging van
kondigen

kondigt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kondigen
    • Jij kondigt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kondigen
    • Hij kondigt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van kondigen
    • Kondigt!