Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ko·len·schip
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kolenschip kolenschepen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

kolenschip o [1]

  1. (scheepvaart) vrachtboot die gebruikt wordt voor het vervoer van steenkolen
     De Empress of Ireland was met 1477 mensen aan boord op weg van Quebec naar Liverpool toen ze op de St. Lawrence Rivier in dichte mist in aanvaring kwam met een volgeladen Noors kolenschip. Er werd een enorm gat geslagen in de romp, het schip maakte slagzij en zonk binnen een kwartier.[2]
     Het Chinese kolenschip Shen Neng dat anderhalve week geleden vastliep op het Great Barrier Reef bij Australië heeft meer schade aangericht dan gedacht. De beheerder van het koraalrif maakt zich vooral zorgen over verfresten van de romp die zijn achtergebleven.[3]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “"Vergeten Titanic Canada" herdacht” (Donderdag 29 mei 2014, 16:07), NOS
  3.   Weblink bron “Schade Reef-koraal door verfresten” (Dinsdag 13 april 2010, 08:01), NOS