Nederlands

 
zand- en kolenhok
Uitspraak
Woordafbreking
  • ko·len·hok
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kolenhok kolenhokken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het kolenhoko

  1. een donkere vuile ruimte waar men vroeger kolen bewaarde voor de kolenhaard
    • En het kolenhok stond wél helemaal achterin de tuin, ja!. En toen was het ’s winters altijd -25 graden, ja![2] 
    • Verder komt de tocht langs het Krasnapolsky Hotel waar begin jaren tachtig de audities voor de film plaatsvonden; en langs het City-theater waar de film destijds in premiere ging. Ook wordt er gestopt bij de slager op de Utrechtsestraat waar restjes vlees werden gekocht. Bij alle locaties vertelt Bartels interessante weetjes. „Ik vertel over zijn moeder die hem in het kolenhok stopte, waardoor je hem onmiddellijk vergeeft als-ie een appel jat.”[3] 
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Telegraaf 09 dec. 2016
  3. de Telegraaf RICHARD VAN DE CROMMERT 08 sep. 2016
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be