koeren
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- koe·ren
Woordherkomst en -opbouw
- ww: klanknabootsing, in de betekenis van ‘het rollende geluid van duiven maken’ voor het eerst aangetroffen in 1599 [1] [2] [3]
- zn: koer zn met uitgang -en
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
koeren |
koerde |
gekoerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
koeren
- inergatief een geluid als van duiven voortbrengen
- "Ja, oh, wat heerlijk" koerde ze.
Verwante begrippen
Vertalingen
Zelfstandig naamwoord
de koeren mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord koer
Gangbaarheid
- Het woord koeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "koeren" herkend door:
80 % | van de Nederlanders; |
77 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ koeren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "koeren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.