• koe·pok·ken

koepokken mv de koepokkenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord koepok
  2. alleen meervoud (medisch) ziekte bij runderen lijkend op de pokken, veroorzaakt door Variola  , gebruikt bij de vaccinatiecampagne tegen de pokken
     Edward Jenner infecteerde de zoon van zijn tuinman met koepokken om hem immuun te maken voor pokken. Daarmee ontdekte hij het pokkenvaccin, dat in de Britse industriesteden veel arbeiders het leven zou redden.[2]
     De vaccins zijn in Nederland in het geheim op een boerderij geproduceerd. Dat gebeurde door kalveren in te spuiten met koepokken. Die zijn bij mensen niet besmettelijk, maar maken het lichaam wel immuun. Door tachtig kalveren in de rug in te spuiten met koepokken, ontstond voldoende vaccin voor 20 miljoen mensen.[3]
53 % van de Nederlanders;
58 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Geschreven door:Sebas Bouquet
    “De examens zijn begonnen: bent u net zo slim als een havist?” (12/05/2016), HP de Tijd
  3.   Weblink bron “Geen medicijn tegen pokken” (14-02-2003), Reformatorisch Dagblad
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be