• knul·lig·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord knulligheid knulligheden
verkleinwoord

de knulligheidv

  1. iets wat getuigd van grote onhandigheid en domheid
     "Ongelooflijk dom", zo luidt de eerste reactie van PvdA-leider Cohen. PVV-leider Wilders: "Dit is toch de knulligheid ten top." ChristenUnie-leider Slob spreekt van "een wanvertoning" en eist opheldering van premier Rutte.[1]
     De reactie van Fred Rutten na de eredivisie-wedstrijd (2-2) van PSV tegen Ajax. De trainer keek terug op een goede tweede helft van de Eindhovenaren, maar vond wel dat de knulligheid, zoals bij het doelpunt van Dmitri Boelykin, uit het spel moet.[2]
     Op de vraag waarom de nieuwe informatie niet tien jaar geleden al boven water komt, bood advocaat Plasman twee oplossingen: knulligheid of opzet. Hij gaat uit van de tweede optie. Verslaggever Vorkink denkt dat er sprake is van knulligheid.[3]
  1.   Weblink bron “Rutte: dit had nooit mogen gebeuren” (Donderdag 15 september 2011, 21:10), NOS
  2.   Weblink bron “Rutten: "We hadden 3-1 moeten maken"” (Zondag 18 september 2011, 15:22), NOS
  3.   Weblink bron “Nieuw onderzoek naar vuurwerkramp” (Woensdag 5 mei 2010, 23:10), NOS