knoestigheid
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- knoes·tig·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | knoestigheid | knoestigheden |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de knoestigheid v
- de mate waarin iets of iemand ruw en niet afgewerkt is
- ▸ En daarbij was de biefstuk inderdaad lang niet slecht. De frieten hadden de beloofde Vlaamse knoestigheid.[1]
Gangbaarheid
- Het woord 'knoestigheid' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ “Tonio : een requiemroman” (2011), De Bezige Bij , ISBN 9789023467014