knalpijp

Nederlands

knalpot met twee knalpijpen

Uitspraak

• Geluid:  knalpijp    (hulp, bestand)
• IPA: /'knɑlpɛip/

Woordafbreking

• knal·pijp

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  knal zn  en  pijp zn 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	knalpijp	knalpijpen
verkleinwoord	knalpijpje	knalpijpjes

Zelfstandig naamwoord

de knalpijp v / m

1. pijp die het geluid van een verbrandingsmotor dempt en de uitlaatgassen naar buiten geleid

   • Maar een Nissan Micra die luidruchtiger is dan een Ferrari, alleen maar door een andere knalpijp? Kinderachtige onzin. Die sturen we ook bij Cars and Coffee, morgen hier op het Telegraaf-terrein, graag terug naar het schoolplein. Alle andere autoliefhebbers zijn van harte welkom 
   • Pruttelende knalpijpen, ratelende motortjes en piepende banden. Een tocht met een Solex geeft gegarandeerd veel bekijks. 

Synoniemen

• uitlaatpijp, uitlaat, geluiddemper, knalpot

Gangbaarheid

• Het woord 'knalpijp' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "knalpijp" herkend door:

98 %	van de Nederlanders;
90 %	van de Vlamingen.