Nederlands

 
een kleuterklas, het kringgesprek is een goede voorbereiding op de vergadercultuur en het Nederlandse polderen
Uitspraak
Woordafbreking
  • kleu·ter·klas
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kleuterklas kleuterklassen
verkleinwoord kleuterklasje kleuterklasjes

Zelfstandig naamwoord

kleuterklas v [1]

  1. een schookklas met kleuters, groep 1 en 2 van de basisschool
    • In de kleuterklas zou meer gespeeld dan geleerd moeten worden, maar helaas tegenwoordig moeten zelfs kleuters toetsen afleggen. 
    • De Algemene Onderwijsbond (AOb) noemt het verhaal van Dekker ergerlijk. „Iedereen die wel eens een kleuterklas is binnengelopen, weet dat het bij kinderen van een jaar of vijf niet alleen de vraag is of ze snel kunnen schrijven en rekenen, maar juist of ze in hun totale ontwikkeling klaar zijn voor groep 3”, zo schreef AOb-voorzitter Liesbeth Verheggen. „Daarom praat je bij kinderen die nog niet zo ver zijn over ‘doorkleuteren’ en niet over zittenblijven.”[2] 

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Juliette Vasterman Michiel Dekker 12 september 2016
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be