de kletsbui v / m
- periode waarin mensen sterke behoefte voelen om een praatje te maken
- ▸ De telefoon stond niet stil en Donna was in een van haar kletsbuien.[2]
- ▸ Ik moest wachten tot Rayan en Jon sliepen; ze waren in een kletsbui en ik wilde niet dat iemand me het Instituut uit zag gaan.[3]
- ▸ Als ze een van haar kletsbuien heeft, zegt ze soms wel tien keer achter elkaar dat ze er lak aan heeft dat zowat iedereen erop neerkijkt.[4]
- (meteorologie) kortstondige periode met harde regen
- ▸ Wat hoorden ze? Een donderslag! En wat kwam daarna? Een geweldige kletsbui![5]
- ▸ We trokken uit met mooi weer, we kwamen soms thuis in kletsbuien.[6]
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron
Erica James
“Oude vriendschap” (2021), VBK Media,, ISBN 9789026156113, hfst. 32
- ↑ Weblink bron “Schaduwheer”, e-book (2018), Overamstel Uitgevers, Amsterdam, ISBN 9789048836741, hfst. 9
- ↑ Weblink bron “”, e-book (2017), Em. Querido's Uitgeverij BV, Amsterdam, ISBN 9789021407562
- ↑ Weblink bron
Ferdinand Langen
Hubert en het weerhuisje in: Het Parool (28 juli 1962)
- ↑ Weblink bron
Sutorius, Anna
“De heuvel-hoeve” (1937), V.A. Kramers, Rijswijk, p. 204