Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • klem·zet

Werkwoord

vervoeging van
klemzetten

klemzet

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van klemzetten
    • ... dat ik klemzet. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van klemzetten
    • ... dat jij klemzet. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van klemzetten
    • ... dat hij klemzet.