Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • klank·vo·lu·me
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord klankvolume klankvolumen
klankvolumes
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het klankvolumeo

  1. sterkte van het geluid waarmee een zanger, een muziekinstrument, een orkest, de ruimte vult waarin wordt opgetreden

Gangbaarheid