Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kin·der·kerk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kinderkerk kinderkerken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de kinderkerkv / m

  1. (religie) een dienst of andere activiteiten voor kinderen gelijktijdig met een kerkdienst
    • Ze organiseren daar elke week een kinderkerk zodat de kinderen niet bij hun ouders de dienst bij hoeven te wonen. 
Synoniemen

Gangbaarheid