Nederlands

 
Wikipedia met kerstmuts
Uitspraak
Woordafbreking
  • kerst·muts
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kerstmuts kerstmutsen
verkleinwoord kerstmutsje kerstmutsjes

Zelfstandig naamwoord

de kerstmutsv / m

  1. (kerst) (hoofddeksel) rode met bont gevoerde muts die hoort bij het kerstfeest
    • "Schat," zeg ik, "je hebt een T-shirt aan van een mopshond met een kerstmuts op."Hij sluipt naar me toe en fluistert: "'t Is winter. Dan is het altijd kerst."[1] 
    • Mensen die tussen 2014 en 2016 een uil met kerstmuts hebben gekocht in een van de vestigingen van Intratuin, wordt aangeraden het product terug te brengen naar de winkel. Volgens het bedrijf kunnen kleine onderdelen van de uil loskomen. Dit kan gevaar opleveren voor kleine kinderen.[2] 

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen