Nederlands

 
een mooie zomerdag in de kersentijd
Uitspraak
Woordafbreking
  • ker·sen·tijd
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kersentijd kersentijden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de kersentijdm

  1. de tijd dat de kersen geoogst en verkocht worden in Nederland afhankelijk van het weer van half juni tot eind juli
    • Ruim voor de kersentijd begint, nodigt hij ieder die hij spreekt en geïnteresseerd meent in lekkere kersen, uit om te komen plukken. “Geen mens die tegenwoordig nog de boom inklimt voor een mandje kersen”, bromde hij nog dit voorjaar tegen mij, teleurgesteld over zo weinig enthousiasme van deze en gene. “Wat zullen ze ook, voor vijf gulden koop je een kilo kersen in de winkel. Maar als je zin hebt”, voegde hij er fijntjes aan toe, “je bent van harte welkom om te komen plukken”. [1] 
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. NRC Florine Boucher 24 september 1997