Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kerk·his·to·ri·cus
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kerkhistoricus kerkhistorici
verkleinwoord kerkhistoricusje kerkhistoricusjes

Zelfstandig naamwoord

de kerkhistoricusm

  1. iemand die zich gespecialiseerd heeft in de geschiedenis van het christendom
    • Als je meer wil weten over christelijke stromingen in de 4e eeuw kan je beter een kerkhistoricus vragen. 

Meer informatie

Gangbaarheid