Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • keel·kan·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord keelkanker
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de keelkankerm

  1. (medisch) plaveiselcelcarcinoom in het hoofd halsgebied meestal uitgaande van het epitheel van de mond- keelholte
    • Het doet me aan Corrie denken, die me afgelopen zomer over haar leven vertelde - ik schreef erover in deze column. Op haar veertiende werd ze van school gehaald om voor haar moeder het huishouden te gaan doen. Vanaf haar zestiende was ze schoonmaakster, kantoren en particulieren. Ze trouwde, kreeg twee kinderen en bleef de kostwinner, want haar man was altijd overspannen. De stress die ze ervan kreeg bestreed ze met een pakje sigaretten per dag. Hij rookte shag. Tot hij keelkanker kreeg. Niet al te ernstig, hij kon geopereerd worden en na een paar bestralingen werd hij genezen verklaard, voorlopig. Op dringend advies van de dokter stopte hij wel met roken. Uit solidariteit deed Corrie met hem mee. „Het huis blijft schoner”, zei ze. „Ik ben blij dat ik ervan af ben.” Van het geld dat ze overhielden deden ze leuke dingen met de kleinkinderen. Op woensdagmiddag naar McDonalds. Op zaterdagmiddag, als ze bij hen kwamen spelen, pizza’s bestellen. Die met shoarma en knoflooksaus vonden ze allemaal het lekkerst. [1] 
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. NRC Jannetje Koelewijn 23 oktober 2016