katten/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van katten
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		katten			te katten
	toekomend		zullen katten			te zullen katten
voltooid	tegenwoordig		hebben gekat			te hebben gekat
	toekomend		gekat zullen hebben			gekat te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	kattend		gekat			ev. kat	mv. verouderd kat	katte
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	kat	kat	kat	kat	kat	katten	katten	katten
verleden (o.v.t.)	katte	katte	katte	katte	katte	katten	katten	katten
toekomend (o.t.t.t.)	zal katten	zult/zal katten	zult/zal katten	zult katten	zal katten	zullen katten	zullen katten	zullen katten
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou katten	zou katten	zou(dt) katten	zoudt katten	zou katten	zouden katten	zouden katten	zouden katten
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb gekat	hebt gekat	hebt/heeft gekat	hebt gekat	heeft gekat	hebben gekat	hebben gekat	hebben gekat
verleden (v.v.t.)	had gekat	had gekat	had gekat	hadt gekat	had gekat	hadden gekat	hadden gekat	hadden gekat
toekomend (v.t.t.t.)	zal gekat hebben	zal/zult gekat hebben	zult/zal gekat hebben	zult gekat hebben	zal gekat hebben	zullen gekat hebben	zullen gekat hebben	zullen gekat hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou gekat hebben	zou gekat hebben	zou/zoudt gekat hebben	zoudt gekat hebben	zou gekat hebben	zouden gekat hebben	zouden gekat hebben	zouden gekat hebben
onpersoonlijke lijdende vorm gekat worden
	onvoltooid				voltooid
tegenwoordig	er wordt gekat				er is gekat
verleden	er werd gekat				er was gekat
toekomend	er zal gekat worden				er zal gekat zijn
voorwaardelijk	er zou gekat worden				er zou gekat zijn