Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kas·sa·be·dien·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kassabediende kassabediendes
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de kassabediendev / m

  1. (beroep) iemand die in een winkel de kassa bedient
    • De jonge kassabediende werkt snel, nauwkeurig en staat de klanten vriendelijk te woord. 
Synoniemen
  1. kassamedewerker

Gangbaarheid

Meer informatie