kasje
- [A] kas·je
- [B] ka·sje
- [A] afgeleid van kas zn met het achtervoegsel -je
- [B] van Jiddisch קשיא (kasje) "religieus of juridisch vraagstuk" [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kasje | kasjes |
verkleinwoord |
[A] het kasje o
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord kas
[B] de kasje m
- Het woord kasje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.