kartel
- Geluid: [A] kártel (hulp, bestand)
- IPA: / ˈkɑrtəl / (2 lettergrepen)
- Geluid: [B] kartél (hulp, bestand)
- IPA: / kɑrˈtɛl / (2 lettergrepen)
- kar·tel
vervoeging van |
---|
kartelen |
[A] kártel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kartelen
- Ik kartel.
- gebiedende wijs van kartelen
- Kartel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kartelen
- Kartel je?
[B] | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | kartel | kartels |
verkleinwoord | kartelletje | kartelletjes |
- Het woord kartel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kartel" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ kartel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "kartel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ nrc.nl
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be