kapotwerk
- ka·pot·werk
- kapotwerken ww zonder de uitgang -en
vervoeging van |
---|
kapotwerken |
kapotwerk
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kapotwerken
- ... dat ik kapotwerk.
- ▸ Terwijl ik me kapotwerk om kinderen in Afghanistan een iets veiliger leven te geven, rijd jij naar de supermarkt en de stomerij in Pasadena, en je denkt dat je het toch maar zwaar hebt met je huis en je zwembad, je kinderen en je man.[1]
- Het woord kapotwerk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron “Vriendschap: Als je elkaars eenzaamheid herkent” (2017), Uitgeverij Luitingh-Sijthoff B.V., ISBN 9789024578412, hfst. 17