Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ka·pot·jas
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kapotjas kapotjassen
verkleinwoord kapotjasje kapotjasjes

Zelfstandig naamwoord

de kapotjasm

  1. (kleding), (militair) overjas voor soldaten naar het model van de Franse capote
    • Hij herkent hem aan zijn kapotjas, omdat hij altijd zo'n rood ding in zijn knoopsgat droeg, mijn 'legioen van smeer', zoals hij zei. Een scherpzinnig man was Grisonnier niet. Ook niet fijnbesnaard, maar een beste kerel, iedereen mocht hem graag. [4] 
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen