• ka·pi·taal·krach·tig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen kapitaalkrachtig kapitaalkrachtiger kapitaalkrachtigst
verbogen kapitaalkrachtige kapitaalkrachtigere kapitaalkrachtigste
partitief kapitaalkrachtigs kapitaalkrachtigers -

kapitaalkrachtig [1]

  1. ruim voldoende financiële middelen hebbend
    • In plaats van een plek voor „kapitaalkrachtig publiek uit de bovenlaag”, dat komt voor een chic restaurant op de begane grond, moet het museum weer aantrekkelijk worden voor de ‘gewone Rotterdammer’. [2]