kamerdeur
- ka·mer·deur
- samenstelling van kamer en deur
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kamerdeur | kamerdeuren |
verkleinwoord | kamerdeurtje | kamerdeurtjes |
- een deur die een kamer afsluit of de uitgang vormt van een kamer.
- De kinderen moeten de kamerdeur sluiten als ze de kamer uitgaan anders gaat er veel warmte verloren.
- Het woord kamerdeur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kamerdeur" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be