kaïnsteken
Niet te verwarren met: Kaïnsteken |
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: kaïnsteken (hulp, bestand)
- IPA: / ˈkaɪnsˌtekə(n) / (4 lettergrepen)
Woordafbreking
- kaïns·te·ken, ka·ins·te·ken
Woordherkomst en -opbouw
- eponiem dat verwijst naar Kaïn uit Genesis 4; Kaïnsteken zn geschreven met een kleine letter volgens spellingregel 6.D [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kaïnsteken | kaïnstekens |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
het kaïnsteken o
- (figuurlijk) uiterlijk kenmerk waaruit wordt afgeleid dat iemand niet deugt of iets misdaan heeft
- ▸ SIMON: Valke was best een goede voetballer. Als hij die bal gewoon had weggeschoten, had Nederland waarschijnlijk het WK in 1986 gehaald, maar uiteindelijk gingen de Belgen. (…)
DAVID: Valke pleegde als het ware per ongeluk zelfmoord, waardoor hij levenslang het kaïnsteken draagt.[2]
- ▸ SIMON: Valke was best een goede voetballer. Als hij die bal gewoon had weggeschoten, had Nederland waarschijnlijk het WK in 1986 gehaald, maar uiteindelijk gingen de Belgen. (…)
- (schertsend) benaming voor doorlopende wenkbrauwen
- ▸ Kenmerkend voor het zogenaamde ‘lombrosotype’ zouden aaneengegroeide wenkbrauwen zijn, ook wel een ‘kaïnsteken’ genoemd.[3]
Schrijfwijzen
- Kaïnsteken (volgens de officiële spelling tot 2006)
Synoniemen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord kaïnsteken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron David Winner & Simon Kuper“Het eigen doelpunt als daad van God” (10 maart 2012) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron Favie, G.J.M.“Mijn schuld is niet van hier: Het poetische oeuvre van Armando.”, proefschrift (2006), Vrije Universiteit, Amsterdam, ISBN 9086590179, p. 239