Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Kaïnsteken


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kaïns·te·ken, ka·ins·te·ken
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kaïnsteken kaïnstekens
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het kaïnstekeno

  1. (figuurlijk) uiterlijk kenmerk waaruit wordt afgeleid dat iemand niet deugt of iets misdaan heeft
     SIMON: Valke was best een goede voetballer. Als hij die bal gewoon had weggeschoten, had Nederland waarschijnlijk het WK in 1986 gehaald, maar uiteindelijk gingen de Belgen. (…)
    DAVID: Valke pleegde als het ware per ongeluk zelfmoord, waardoor hij levenslang het kaïnsteken draagt.
    [2]
  2. (schertsend) benaming voor doorlopende wenkbrauwen
     Kenmerkend voor het zogenaamde ‘lombrosotype’ zouden aaneengegroeide wenkbrauwen zijn, ook wel een ‘kaïnsteken’ genoemd.[3]
Schrijfwijzen
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    David Winner & Simon Kuper
    “Het eigen doelpunt als daad van God” (10 maart 2012) op nrc.nl  
  3.   Weblink bron
    Favie, G.J.M.
    “Mijn schuld is niet van hier: Het poetische oeuvre van Armando.”, proefschrift (2006), Vrije Universiteit, Amsterdam, ISBN 9086590179, p. 239