Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Kaïnsmerk


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kaïns·merk, ka·ins·merk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kaïnsmerk kaïnsmerken
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het kaïnsmerko

  1. (figuurlijk) uiterlijk kenmerk waaruit wordt afgeleid dat iemand niet deugt of iets misdaan heeft
     En als Vorstius ver genoeg was afgebroken, zou er tevens gelegenheid zijn om nummer twee een kaïnsmerk te geven.[2]
Schrijfwijzen
  • Kaïnsmerk (volgens de officiële spelling tot 2006)
Synoniemen

Gangbaarheid

38 % van de Nederlanders;
30 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    P. H. Winkelman
    “Remonstranten en katholieken in de eeuw van Hugo de Groot” (1945), Centrale Drukkerij N.V., Nijmegen, p. 90
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be