Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • juich·pak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord juichpak juichpakken
verkleinwoord juichpakje juichpakjes

Zelfstandig naamwoord

het juichpako

  1. (kleding) een kledingset bestemd voor supporters van een sportteam
    • Bij deze supermarktketen kon je sparen voor een juichpak. 

Gangbaarheid