jouws
- jouws
jouws
- (verouderd) genitief van jij en je
- Oh, je hebt me helemaal aan jouw kant weten te krijgen, al was je dan een Engelsman en ik opgevoed om jou en jouws gelijken te haten. [1]
- Buiten voorgaande uitdrukking is is jouws als persoonlijk voornaamwoord niet gebruikelijk.
jouws
- (verouderd) genitief m (van) jouw
- Ik wil niet den schijn op mij laden, dat ik wil profiteeren van jouws vaders geld. [2]
- (verouderd) genitief o (van) jouw
- Je hoeft niet in het zweet jouws aanschijns je brood te verdienen (…) [3]
- [1] jouws ondanks
- [1] jouws weegs
- [2] jouws inziens
- De gangbare uitdrukking is in het zweet uws aanschijns; door in dit plechtige Bijbelcitaat het informele jouw te gebruiken wordt een ironisch effect bereikt.
- Het woord jouws staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Állardyce, P."Sherry's gevaarlijke missie" in: Leeuwarder Courant jrg. 212 nr. 154 (4 juli 1963); p. 2 kol. 3; geraadpleegd 2016-08-28
- ↑ Heuer, H."Feuilleton. De valsche Madonna" in: De courant Het Nieuws van den Dag jrg. 47 nr. 13571 (8 februari 1940); p. 6 kol. 6; geraadpleegd 2016-08-28
- ↑ Glayton, G."Carla's carriere" in: Algemeen Handelsblad jrg. 114 nr. 37352 (16 januari 1941); p. 4 kol. 5; geraadpleegd 2016-08-28