Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • jonk·vrou·we·lijk
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen jonkvrouwelijk jonkvrouwelijker jonkvrouwelijkst
verbogen jonkvrouwelijke jonkvrouwelijkere jonkvrouwelijkste
partitief jonkvrouwelijks jonkvrouwelijkers -

Bijvoeglijk naamwoord

jonkvrouwelijk [1]

  1. op een manier die past bij jonkvrouwen
     Hij keek naar haar hoge kapsel met de lange witte sluier en de witte bloemen, naar de hoog opstaande, gerimpelde kraag, die zo jonkvrouwelijk haar lange hals aan weerszijden omsloot en van voren vrijliet, en naar haar opvallend slank middeltje en het scheen hem toe, dat zij mooier was dan ooit, niet omdat die bloemen, die sluier, die bruidsjapon uit Parijs haar schoonheid hadden verhoogd, maar omdat, ondanks deze van buiten af aangebrachte overdaad, de uitdrukking van haar lief gezicht, van haar blik, van haar lippen, geheel dezelfde, haar eigen uitdrukking van onschuld en oprechtheid was gebleven.[2]
  2. van een jonkvrouw
Synoniemen


Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen