Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • jonk·heer
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘adellijk predikaat, aanvankelijk: jong edelman’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
  • samenstelling van  jonk  en  heer 
enkelvoud meervoud
naamwoord jonkheer jonkheren
verkleinwoord jonkheertje jonkheertjes

Zelfstandig naamwoord

de jonkheerm

  1. Dit predicaat wordt gevoerd door de meeste leden van adellijke families. Het duidt aan dat men wel tot de adel behoort, maar geen titel heeft.
    • Het predicaat jonkheer staat vóór de voornaam van de persoon. 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen