Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • jo·a·chi·mi·tisch
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen joachimitisch joachimitischer
verbogen joachimitische joachimitischere
partitief joachimitisch joachimitischers -

Bijvoeglijk naamwoord

joachimitisch

  1. betrekking hebbend op de spirituele opvattingen van Joachim van Fiore (circa 1135-1202)


Gangbaarheid