Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • jeugd·werk
Woordherkomst en -opbouw
1 enkelvoud meervoud
naamwoord jeugdwerk -
verkleinwoord - -
2 enkelvoud meervoud
naamwoord jeugdwerk jeugdwerken
verkleinwoord jeugdwerkje jeugdwerkjes

Zelfstandig naamwoord

het jeugdwerko [1]

  1. groepsgericht sociaal-cultureel werk op basis van niet-commerciële doelen voor of door de jeugd buiten schoolverband
  2. uit de jeugd van een kunstenaar daterend kunstwerk
    • Dit schilderij is een jeugdwerkje 

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen