Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • jaar·winst
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord jaarwinst jaarwinsten
verkleinwoord jaarwinstje jaarwinstjes

Zelfstandig naamwoord

jaarwinst v [1]

  1. het profijt dat men maakt in één jaar
     Een groot deel van het bedrag dat BAM betaalt, wordt gedekt door de verzekering. Een bedrag van ongeveer 40 miljoen euro wordt in de jaarcijfers van 2020 verwerkt. Ter vergelijking, dat is bijna vier keer de jaarwinst die het bedrijf vorig jaar maakte.[2]
     Coronavirus kleurt beurzen dieprood, Wall Street ziet jaarwinst verdampen[3]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Bouwbedrijf BAM betaalt 200 miljoen vanwege ingestort stadsarchief Keulen” (Dinsdag 30 juni 2020), NOS
  3.   Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Coronavirus kleurt beurzen dieprood, Wall Street ziet jaarwinst verdampen” (Maandag 24 februari 2020), NOS